Armoede in de Veenkoloniën
Er is sprake van armoede wanneer iemand gedurende langere tijd niet de middelen heeft om te kunnen beschikken over de goederen en voorzieningen die in de samenleving als minimaal noodzakelijk gelden (SCP 2016). Bijvoorbeeld wanneer iemand onvoldoende inkomen heeft voor voeding of een goede woning. Hoeveel mensen hebben een hoog risico op armoede in de Veenkoloniën? En hoeveel jongvolwassenen? De gegevens zijn gebaseerd op de meest recente microdata van het CBS.
Meer ‘arme’ jongvolwassenen in de Veenkoloniën dan in Nederland
Van alle 22-26 jarigen in de Veenkoloniën leeft iets meer dan 7% van een laag inkomen. Dat zijn 1.252 jongeren die een hoog risico op armoede hebben. Het aandeel jongvolwassenen in armoede in de Veenkoloniën is hoger dan gemiddeld in Nederland. In Nederland leeft 6% van de jongvolwassenen in armoede. De groep 22-26 jarigen in de Veenkoloniën springt er dus negatief uit. Studentenhuishoudens zijn hierin niet meegerekend.
Het percentage van het totaal aantal mensen met een laag inkomen in de Veenkoloniën wijkt maar heel weinig af van het landelijke gemiddelde. In beide gevallen is dat rond de 6%.
Door de jaren heen is het aandeel mensen in armoede in de Veenkoloniën gedaald, dit geldt zowel voor de hele populatie als voor de jongvolwassenen.
Langdurig laag inkomen
Mensen met een langdurig laag inkomen moeten 4 jaar of langer rondkomen van een laag inkomen. In de Veenkoloniën heeft ongeveer 36% van de mensen met een laag inkomen een langdurig een laag inkomen. Bij de jongvolwassenen ligt dit aandeel lager, namelijk 16%. Leeftijd heeft duidelijk invloed op de duur van het leven in armoede. Uit onderzoek blijkt dat huishoudens met een jonge kostwinner vaker kortdurend een laag inkomen hebben. Het risico op langdurige armoede neemt toe zodra de hoofdkostwinner ouder wordt (Sociaal Planbureau Groningen & Trendbureau Drenthe 2018). Hoe langer iemand in armoede blijft, hoe moeilijker het is om eruit te komen. Dit komt mede doordat in de leeftijd van 50 tot zo’n 65 jaar een steeds groter deel wegens arbeidsongeschiktheid of werkloosheid afhankelijk wordt (en blijft) van een uitkering (CBS 2018).
Tot 2016 zagen we bij beide groepen een toename in het aandeel mensen dat langdurig arm is. Die toename kwam voornamelijk doordat meer huishoudens langdurig afhankelijk zijn van een bijstandsuitkering. Huishoudens die door toedoen van de economische crisis onder de streep zijn terechtgekomen, hebben zich hieraan niet altijd weten te onttrekken (CBS 2018).