Zelfstandigen hard getroffen door coronacrisis
Ruim 16% van de beroepsbevolking in Groningen is zelfstandig ondernemer (CBS, 2020). Een groot deel van hen werkt in een sector waarbij de (verwachte) impact op de werkgelegenheid groot is (UWV, mei 2020). Veel zelfstandigen zijn werkzaam in de landbouw en visserij, en in de sectoren cultuur, sport, recreatie en (zakelijke en overige) dienstverlening (CBS, 2020). Mede hierom zijn veel Groningse zelfstandigen de afgelopen maanden hard getroffen door de effecten van de coronacrisis. Veel van hen hebben moeilijke tijden achter de rug en gaan onzekere tijden tegemoet als het gaat om hun situatie rondom werk en inkomen. Uit onderzoek onder het Groninger Panel blijkt dat een groot deel van de zelfstandigen zijn of haar opdrachten al kwijt is en veel mensen maken zich zorgen over hun financiën.
In dit onderzoek maken we onderscheid tussen twee typen zelfstandigen, namelijk zelfstandigen met personeel en zelfstandigen zonder personeel.
Zelfstandigen zonder personeel zijn het vaakst werk kwijtgeraakt
Zelfstandigen zonder personeel zijn het hardst getroffen van alle werkenden, als we kijken naar verloren opdrachten. 37% van de zzp’ers in het Groninger Panel (75 van de 202) geeft in april al aan (grotendeels) zijn of haar opdrachten te zijn verloren. Daarnaast geven vier op de tien zelfstandigen zonder personeel aan dat zij nog verwachten hun opdrachten (grotendeels) kwijt te raken. Dit is ook terug te zien in de zorgen die men heeft over de financiën. Meer dan de helft van de zzp’ers geeft aan zich zorgen te maken over de financiële situatie. Deze percentages zijn hoger dan bij zelfstandigen met personeel en aanzienlijk hoger dan voor mensen in loondienst. Vermoedelijk is de angst voor het verliezen van opdrachten groter bij zelfstandigen zonder personeel doordat ze te maken hebben met meer onzekerheden (zoals wisselende inkomsten, afhankelijkheid van opdrachtgevers etc.) dan mensen met een andere vorm van inkomsten.
Grote klappen, maar ook kansen
Een deel van de zelfstandigen zonder personeel in het Groninger Panel laat blijken dat zij kansen zien in deze tijden. Zo geven ze bijvoorbeeld aan meer ruimte te hebben voor nieuwe ideeën, meer tijd te hebben voor het ontplooien van hun creatieve kanten en om hun onderneming (tijdelijk) om te bouwen naar een concept dat meebeweegt met de ontwikkelingen in de maatschappij en op de markt. Bij zelfstandigen met personeel lijkt dit minder vaak het geval te zijn.
“Op een creatieve manier toch manieren vinden om mijn werk invulling te geven. En meer tijd hebben voor bepaalde werkklussen.” – Zelfstandige zonder personeel over positieve effecten van de coronacrisis.
Zelfstandigen met personeel ook hard getroffen
Bijna één derde van de Groningse zelfstandigen met personeel geeft aan zijn of haar opdrachten al (grotendeels) te zijn kwijtgeraakt door de coronacrisis. Daarnaast verwacht 34% dat dit nog gaat gebeuren. Ook bij deze groep zijn er relatief veel zorgen over de financiële situatie, al ligt dit met 33% wel ruim 21 procent punten lager dan bij zelfstandigen zonder personeel.
Er is geen groot verschil tussen de buffer van de twee groepen zelfstandigen. Het gaat hierbij om geld dat mensen nodig hebben om hun huishouden draaiende te kunnen houden en geld dat mensen opzij zetten voor zaken als vakantie, ziekte en pensioen. Voor zowel de zelfstandigen met als zonder personeel geldt dat 20% een buffer van minder dan 3 maanden heeft en 10% van 3 tot 6 maanden. Er zit wel enig verschil in de langere termijn buffers (Zelfstandigen Enquête Arbeid 2019).
Als we echter kijken naar het verschil in vermogen van het bedrijf is er wel een groot verschil te zien. Het vermogen van het bedrijf van zelfstandigen met personeel ligt een stuk hoger dan dat van zelfstandigen zonder personeel. Het gemiddeld vermogen van zelfstandigen met personeel bedroeg in 2016 € 217.000,-. Voor zzp’ers was dit minder dan de helft, namelijk € 101.000,-. (CBS, 2018).
Tozo-regeling helpt lang niet altijd voldoende
Voor zelfstandigen vallen op hoofdlijnen vier traditionele bronnen aan te wijzen waar zij op terug kunnen vallen bij verlies van opdrachten: een partner met inkomsten, een zelf opgebouwde buffer, inkomsten uit afgesloten verzekeringen of de bijstand. Daarnaast heeft de overheid op dit moment de zogenaamde ‘tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers’ (hierna: Tozo) ingesteld. Deze regeling voorziet in een aanvullende uitkering voor levensonderhoud als het inkomen door de coronacrisis tot onder het sociaal minimum daalt (Rijksoverheid, 2020). Drie op de tien Groningse zelfstandigen zonder personeel geeft aan al een beroep te hebben gedaan op de speciale financiële maatregelen van de overheid.
Dan toch maar weer in loondienst?
Dat veel zelfstandigen zijn geschrokken van deze klap blijkt ook uit het percentage zelfstandigen in het Groninger Panel dat nu aangeeft te verwachten dat meer zzp’ers weer blijvend, en op de lange termijn in loondienst gaan werken. 42% van de zelfstandigen zonder personeel verwacht dit. 9% van de zzp’ers verwacht dat dit alleen op de korte termijn zal gebeuren (tot maximaal een half jaar). Wat opvallend is, is dat ook Groningers die zelf geen zzp’er zijn een soortgelijke ontwikkeling verwachten. Gemiddeld denkt 43% dat dit een ontwikkeling voor de lange termijn is en 15% denkt voor de korte termijn.
Wees er op tijd bij en lever maatwerk
Door vroegtijdig in te grijpen kan er voorkomen worden dat er een stapeling van problemen ontstaat. Verschillende organisaties geven hiervoor een nadere invulling. De FNV wijst erop dat ruimhartige toepassing van regelgeving (nl. het Bbz, Besluit bijstandsverlening zelfstandigen) gewenst is, en dat snelle besluitvorming daarbij cruciaal is. Sociaal Werk Nederland brengt naar voren dat tijdige hulp van belang is. Dat betekent dat de hulpmogelijkheden ook bij nieuwe doelgroepen (zoals zzp’ers) bekend moeten zijn en dat de hulpverleners voldoende expertise hebben over die doelgroepen. Daarnaast is voldoende capaciteit in de hulpverlening essentieel om wachttijden te voorkomen. Ons onderzoek laat (ook) zien dat de groep die nu mogelijk een beroep op hulp gaat doen groot is. Vanwege de onderlinge verschillen binnen de groep is het belangrijk om waar mogelijk maatwerk te bieden.