Online veiligheid en mesbezit van jongeren in de provincie Groningen
Geschreven op 13 september 2023
“In open antwoorden en in het gesprek op school opperden de Groningse jongeren manieren om de online veiligheid te vergroten.”
De online wereld brengt soms risico’s mee voor jongeren. Denk hierbij aan pesten, de ongewenste verspreiding van pikante foto’s, of ander problematisch gebruik van sociale media. Zo ligt overmatig schermgebruik op de loer, waardoor jongeren stressklachten en slaapproblemen kunnen krijgen. Ook het sociale leven en school kan er onder leiden. In het voorjaar van 2023 deden we in de provincie Groningen een uitvraag onder 292 jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar over online veiligheid en mesbezit, thema’s waar jongeren zich zorgen over maken. De gevraagde jongeren volgen allemaal voortgezet onderwijs, van praktijkonderwijs tot vwo, verdeeld over de provincie en uit verschillende jaarlagen. De uitkomsten van de uitvraag is met de leerlingen uit verschillende klassen besproken.
Zorgen over veiligheid
Wapenbezit is één van de belangrijke thema’s waar jongeren aangeven zich zorgen over te maken. Bijna de helft van de jongeren binnen het jeugdpanel maakt zich zorgen over mesbezit onder jongeren (46%). Andere zorgen die spelen zijn over onbekenden die contact zoeken of naroepen op straat (34%), pesten en bedreigingen in de eigen omgeving (24%) of online (24%), onbekenden die online contact zoeken (20%) en het online verspreiden van pikante foto's (20%). Deze thema’s komen verderop in het artikel aan bod.
Een verschil in beleving tussen jongens en meisjes zien we vooral terug bij ‘contact zoeken en naroepen op straat door onbekenden’’. Dit kwam in onze gesprekken in de klas ook aan bod. Vooral meisjes spreken zich hierover uit dat ze het niet prettig vinden, en soms expres een andere kant op gaan als ze verwachten dat ze nageroepen gaan worden.
Mesbezit
In het Groninger jeugdpanel geeft bijna de helft van de jongeren aan dat ze niemand kennen die wel eens een mes bij zich heeft. Een even zo grote groep (45%) jongeren kent een paar jongeren die een mes dragen. Een tiende van de jongeren geeft aan dat de meeste jongeren die ze kennen een mes bij zich dragen. Leeftijd, geslacht en opleidingsniveau geven hierbij geen verschillen weer. Jongeren woonachtig in een stad geven iets vaker aan dat ze iemand in de omgeving kennen met een mes.
Het blijkt over het algemeen moeilijk in te schatten hoeveel jongeren een mes bij zich dragen. Uit eerder onderzoek kwam naar voren dat het een gevoelig onderwerp is en er een taboe op lijkt te rusten. In interviews met jongerenwerkers en medewerkers van de politie en scholen wordt de link gelegd met problematiek in de wijk en straatcultuur. Tijdens de schoolbezoeken komt het thema ter sprake, en blijkt ook dat veel jongeren zich zorgen maken over het feit dat leerlingen op school messen bij zich hebben. Er zijn ook leerlingen die zich weinig zorgen maken, ze geven aan dat het vaak aan de achtergrond van de persoon ligt dat hij of zij een mes bij zich heeft.
Zelf zeggen jongeren niet snel dat ze een mes bij zich hebben; 7 procent van de jongeren geeft aan dat ze wel eens een mes bij zich dragen. Deze jongeren zijn relatief wat ouder; er is geen verschil tussen jongens en meisjes.
Telefoongebruik
We vroegen de jongeren naar het gebruik van sociale media en hoeveel tijd zij hieraan besteden. Dit levert een gemengd beeld op, zie ook onderstaand figuur. Zo zit een tiende van de jongeren minder dan 2 uur per dag op sociale media, bijna de helft van de jongeren tussen de 2 en 6 uur, en een vijfde van de jongeren meer dan 6 uur per dag. Een klein deel van de jongeren weet niet hoeveel uur per dag ze doorbrengen op sociale media. Deze resultaten komen aardig overeen met eerder onderzoek van het jongerenpanel van EenVandaag uit 2017. Verder laat recenter onderzoek uit 2021 zien dat ruim een derde van de leerlingen in het voortgezet onderwijs de hele dag in contact staat met anderen via sociale media.
Over het algemeen rapporteren meisjes meer socialemediagebruik dan jongens. Wij constateerden dit ook in het jeugdpanel, maar vinden verder geen duidelijke verschillen naar leeftijd en opleidingsniveau. De Gezondheidsmonitor Jeugd rapporteerde in 2021 dat ruim 10% van de Groningse jeugd risico loopt op problematische socialemediagebruik. Dit gaat met name over de uitwerking en gevolgen van al die uren per dag die ze op sociale media doorbrengen, iets dat we in het jeugdpanel niet specifiek bevraagd hebben. De Gezondheidsmonitor Jeugd is een landelijk onderzoek onder tweede- en vierdeklassers op de middelbare school, met mogelijke uitsplitsingen naar regionaal en lokaal niveau.
Tijdens de schoolbezoeken gingen we in gesprek over het telefoongebruik van jongeren. We laten ze hun schermtijd opzoeken op hun mobiele telefoon. Sommige jongeren zijn zelf ook verbaasd over hoeveel tijd ze aan hun telefoon besteden. Deze tijd wordt met name doorgebracht op TikTok, Instagram, WhatsApp, Snapchat en Youtube. Naast de uren die jongeren op hun telefoon op sociale media zitten, zitten ze ook achter andere schermen om tv te kijken of te gamen. Veel jongeren doen na schooltijd ook niet veel anders dan wat huiswerk maken en naar een scherm kijken, maar een enkeling gaat sporten of spreekt fysiek met vrienden af.
Sexting
Het verspreiden of delen van seksueel getinte foto’s hoort volgens deskundigen bij een normale seksuele ontwikkeling. Onderzoekers waarschuwen voor vertekende beeldvorming. Helaas zijn er negatieve uitwerkingen bekend van het verspreiden van materiaal zonder toestemming. Jongeren worden hiervoor gewaarschuwd en krijgen hier voorlichting over, want intieme foto's worden nogal eens verder verspreid dan de zender eigenlijk wil.
Vanuit het jeugdpanel komt naar voren dat iets meer dan de helft van de jongeren nog nooit een naaktfoto heeft ontvangen (53%). Toch ontvangt een klein deel (15%) van de jongeren iedere maand of vaker een naaktfoto. Meisjes geven aan dit relatief vaker te ontvangen dan jongens. Dit verschil komt ook in ander onderzoek terug. Er zijn verder geen duidelijke verschillen naar opleidingsniveau en leeftijd. Uit de schoolbezoeken blijkt ook dat leerlingen van jongs af aan blootgesteld worden aan de online wereld. Verder zegt één op de twintig jongeren zelf wel eens een naaktfoto te sturen in één op één contact. Het zijn voornamelijk jongeren van 16 of ouder die dit zeggen te doen.
In het jeugdpanel heeft ongeveer één op de twaalf jongeren wel eens een naaktfoto van een ander (verder) verspreid. Uit eerder onderzoek onder jongeren van 12 tot 17 jaar kwam naar voren dat één op de vijftien jongeren wel eens een pikante foto van zichzelf naar iemand anders heeft gestuurd. Het delen van seksueel getinte foto's via sociale media bleek vooral populair onder jongeren van 16 en 17 jaar.
Online pesten
De helft van de jongeren uit het jeugdpanel heeft wel eens gezien dat iemand online gepest of bedreigd werd. Hierbij zien we nauwelijks verschillen naar achtergrondkenmerken. Een kwart van de jongeren (26%) is zelf wel eens online gepest of bedreigd. Dit rapporteren meisjes en leerlingen in de onderbouw in het algemeen relatief iets vaker. In de Gezondheidsmonitor Jeugd is ook naar online pesten gevraagd, namelijk of leerlingen de afgelopen drie maanden gepest zijn. Hierin geeft ruim 8% van de Groningse jongeren aan dat ze online gepest zijn. Dit percentage ligt lager dan wat in ons jeugdpanel naar voren komt, waarschijnlijk omdat het in de gezondheidsmonitor over een specifieke en korte tijdsperiode gaat. Tijdens de schoolbezoeken komen in het gesprek voorbeelden langs van groepsapps, bijvoorbeeld op Snapchat, waarin jongeren samen op één persoon uit de groep los gaan. Het slachtoffer kent daarbij vaak de personen die tekeer gaan niet persoonlijk.
Veilig gebruik van sociale media?
We vroegen de jongeren in het jeugdpanel óf en hóe de online veiligheid vergroot kan worden. Jongeren zien verschillende opties waar het beste op ingezet kan worden, zie hiervoor onderstaand figuur. Ruim een kwart van de jongeren vindt het niet nodig om de veiligheid te vergroten. Anderen vinden voorlichting, controle van accounts, of gesprekken met jongeren een goed idee.
In open antwoorden en in het gesprek op school worden ook andere manieren geopperd om de online veiligheid te vergroten. Denk bijvoorbeeld aan het uitzetten van reacties (bij TikTok kan je dit bijvoorbeeld zelf instellen) of zorgen dat iemand zelf toestemming moet geven om in een groep te worden toegevoegd (jongeren geven dit aan over Snapchat). Ook gaat het over het beter letten op de leeftijd van de gebruikers, het verwijderen van accounts van mensen die zich opdringen aan iemand, over het uitrusten van apps met een checkbot die let op pesten en schelden, of over het zelf kunnen blokkeren van mensen of bots die vervelend doen (op Instagram kun je bijvoorbeeld twijfelachtige accounts rapporteren). Tot slot noemen jongeren ook het voorlichten van ouders (zodat zij er ook met hun kinderen over kunnen praten en kunnen waarschuwen voor de vervelende kanten), aandacht aan het onderwerp besteden op school, of met een vertrouwenspersoon praten (bij online pestgedrag).
Een aantal van de suggesties van jongeren sluiten aan bij een aangekondigde overheidscampagne komend najaar. Hier gaat het over het informeren van ouders en jongeren zelf over de effecten van langdurig online zijn, versterken van online privacy van minderjarigen en betere leeftijdscontroles bij gebruik van websites en apps. Uit het onderzoek jongeren en online veiligheid blijkt dat vooral ouders een rol spelen in de informatieverspreiding over online risico’s. Het maakt daarbij uit hoe er over online veiligheid gepraat wordt. Manieren die effectief bleken zijn ‘’vragend en belangstellend’’ en een ‘’wederzijds gesprek’ met kinderen (d.w.z. samen afspraken maken).
De meeste jongeren vinden dat zij zelf de voornaamste rol hebben in online veiligheid. Twee derde van de jongeren uit het jeugdpanel geeft dit aan. Het gaat dan bijvoorbeeld om het negeren van apps of de apps niet zo serieus nemen. Verder dichten jongeren de familie, school, vrienden en politie een rol toe (tussen de 34% en 36% van de jongeren geven dit aan). De overheid (25%) of andere organisaties (5%; denk aan socialemediabedrijven en jeugdorganisaties) worden minder vaak genoemd, terwijl zij een voorname rol hebben in het veiliger maken van de apps.