Problemen met digitale communicatie vooral in leeftijdsgroep 35 tot 49 jaar
Geschreven op 5 juni 2020
“Een ander opvallend resultaat is dat hogeropgeleiden het vaakst aangeven problemen te ondervinden met digitale communicatie.”
Door de coronamaatregelen zijn mensen meer aangewezen op digitale middelen. Dit brengt zowel voor- als nadelen met zich mee. Uit een uitvraag onder leden van het Groninger Panel blijkt dat de meeste mensen geen problemen hebben met het gebruik van telefoon en internet. Echter, een deel van de bevolking heeft wel problemen met het toenemende gebruik van internet en telefoon voor het behouden van contact. De aard en intensiteit van de problemen zijn afhankelijk van behoeften van mensen en de omstandigheden waarin zij zich bevinden.
Sociaal Planbureau Groningen heeft tussen 8 en 23 april via het Groninger Panel een uitvraag gedaan naar de effecten en de verwachtte gevolgen van de coronacrisis. Ruim 3.700 mensen hebben meegedaan aan het panel. De vragen die zij hebben beantwoord gingen onder andere over of zij problemen ervaren nu contacten vaker via internet en telefoon verlopen en wat deze problemen dan zijn. Ook is hen gevraagd of zij door deze ontwikkelingen minder mensen spreken dan voorheen.
1 op de 10 heeft problemen met digitale communicatie
Van alle mensen die mee hebben gedaan aan het panelonderzoek geeft bijna 10% aan dat zijzelf of hun gezin problemen ervaren bij het contact via internet en telefoon. De figuur laat zien welke problemen deze 10% ervaart. De vaakst genoemde problemen zijn dat mensen niet genoeg ruimte hebben om ongestoord te communiceren, dat ze moeite hebben met het gebruik van digitale programma’s en dat er geen goede internetverbinding is. Van de mensen die aangeven andere problemen te ervaren geven de meeste mensen aan dat het digitale contact het fysieke contact niet volledig kan vervangen of dat het moeilijk is om contact met ouderen en zieken houden.
Vooral 35- tot 49-jarigen ervaren problemen met digitale communicatie
Uit onderzoek van het CBS blijkt dat, ondanks een snelle toename, ouderen nog steeds het minst van alle leeftijdsgroepen gebruik maken van digitale middelen zoals WhatsApp en Skype. Daarom is het opvallend dat het niet de 65-plussers, maar volwassenen tussen de 35 en 49 jaar zijn die de meeste problemen ervaren. Waarschijnlijk maakt deze groep vaker, en op verschillende manieren, gebruik van digitale communicatie. Zo heeft een groot deel van deze groep werk dat thuis en online plaatsvindt. Het grootste deel van de mensen die aangeven problemen te ondervinden heeft thuiswonende kinderen. Deze kinderen zijn voor thuisonderwijs afhankelijk van digitale middelen.
65-plussers ervaren minder vaak problemen
65-plussers gebruiken digitale middelen minder vaak voor werk en onderwijs dan de andere leeftijdsgroepen. Deze leeftijdsgroep gebruikt digitale middelen waarschijnlijk vooral voor sociale contacten en vrijwilligerswerk en voor eventuele zorg op afstand. Het – in vergelijking met jongere leeftijdsgroepen – andere gebruik van internet en telefoon, maakt vermoedelijk dat deze leeftijdsgroep minder problemen ervaart. Deze groep geeft dan ook relatief vaak aan dat het grootste probleem van de digitale communicatie is, dat het de fysieke communicatie niet goed kan vervangen.
Hierbij moet worden opgemerkt dat vrijwel iedereen in het Groninger Panel de vragenlijst digitaal heeft ingevuld en over enige digitale vaardigheden beschikt.
* Zie ook ons nieuwsbrief artikel voor meer informatie over ouderen en digitale vaardigheden
Hogeropgeleiden hebben meer problemen dan middel- en laagopgeleiden
Een ander opvallend resultaat is dat hogeropgeleiden het vaakst aangeven problemen te ondervinden met digitale communicatie. Uit de antwoorden die Groningers geven, valt ook op te maken dat hoogopgeleiden vaker problemen hebben, omdat zij voor hun werk afhankelijk zijn van het gebruik van internet en telefonie. Bovendien blijkt uit onderzoek van de Universiteit van Twente over digitale ongelijkheid in Nederland dat hoogopgeleiden het sterkst het gevoel hebben dat ze altijd met het internet verbonden moeten zijn, waardoor zij mogelijk ook sneller een gemis aan digitale communicatie ervaren. Dit komt bovenop de problemen die ook door laag- en middelopgeleiden worden ervaren zoals het missen van fysiek contact, gezondheid en zorg gerelateerde problemen, het gebrek aan geschikte ruimtes en problemen met het werken met benodigde programma’s.
Bijna de helft van de mensen die moeite heeft met digitale vaardigheden voelt zich vaker eenzaam
Een groot deel van de mensen spreekt door de coronacrisis minder mensen dan normaal. Mensen die problemen hebben met digitale middelen spreken vaker minder mensen (79%) dan mensen die geen problemen hebben met digitale middelen (70%). Bovendien geeft 46% van de mensen die problemen heeft met digitale middelen aan zich vaker eenzaam te voelen dan voor de coronacrisis, tegenover 20% van de mensen die geen problemen met digitale middelen ondervinden. Mogelijk ervaren mensen een grotere barrière om contact te zoeken nu dit via internet of telefoon moet, waardoor eenzaamheid toeneemt.
Voor meer informatie over de uitkomsten van het corona panelonderzoek in Groningen zie: https://www.onderzoek.in/corona/groningen/